Rijks’ Asian Bronze en Van Goghs Vive l’impressionisme: gemiste kansen voor rijksmusea

Afgelopen vrijdag was ik in Amsterdam. Met wat tijd over. Fijn, een mooie kans om de wisselexposities in het Rijks en het Van Gogh museum te zien. Het was alweer even geleden dat ik in die boegbeelden van Nederlandse musea was. Toen net aan het einde van de corona pandemie. Toen was het verplicht om een tijdslot te boeken… en nu ook. Maar waarom?

Want het viel met de drukte wel mee. Ik kon nog een half uur van te voren een tijdslot claimen, recht voor de deur. Na het invullen van al mijn personalia en de verkoop van rechten op een nier, mocht ik naar binnen. Het leek er dan ook meer op dat men maar al te graag die persoonsgegevens en wat ingewanden wilde hebben voor de verkoop. Lekker commercieel. Voor het CRM. De toon gezet. En consequent doorgevoerd, want hoewel de tijdelijke tentoonstellingen in beide museum op het eerste gezicht indrukwekkend leken, bleken ze nogal makkelijk ingericht voor de hap en snap toerist.

Rijksmuseum: Asian Bronze

In het Rijksmuseum was de tentoonstelling Asian Bronze, waarin een selectie van koperen kunstvoorwerpen uit diverse delen van Azië werden gepresenteerd. Van Boeddhabeelden tot rituele vazen, elke reeks objecten vergezeld met een tekst over het vakmanschap en culturele betekenis.

Maar bij nadere beschouwing bleek de opzet van de tentoonstelling beperkt. Gelukkig is Azië namelijk niet zo groot en vallen er niet zo heel veel landen en culturen onder. Ahum. Anders was de selectie tot een handjevol, weliswaar bijzondere, voorwerpen onmogelijk. Laat staan de indeling op enkele thema’s waarin compleet verschillende periodes elkaar toch moesten vinden om vooral keer op keer de bezoeker erop te wijzen dat de vaklui mijlenver voor lagen in bewerken van koper.

De inrichting zelf was ook mager. Okee, je kunt het ook verkopen als “ruim van opzet met ruimte om alle objecten heen zodat alle kanten goed te bekijken zijn”, maar da’s wel heel makkelijk. De tekstuele toelichtingen bij de objecten waren minimaal en boden weinig informatie. Een regeltje of drie, geplakt op de muur achter de objecten.

De keuze voor de naam Asian Bronze voelt al even goedkoop, passend bij de magere invulling. De naam dekt de lading. Brons uit Azië. Punt. Ook een naam die slechts moet resoneren bij een specifieke doelgroep: Aziatische toeristen, die in grote aantallen de hoofdstad bezoeken. Bijzondere keuze weer, voor een museum wat juist een rol heeft om het verhaal van 800 jaar Nederlandse geschiedenis te vertellen, zoals ze ook zelf melden. In Asian Bronze nergens een link.

Van Gogh Museum: Vive l’impressionisme

En door… Naar het Van Gogh Museum, waar een indrukwekkende tentoonstelling over impressionisme werd beloofd, gebaseerd op werken uit Nederlandse collecties. De namen van invloedrijke impressionistische kunstenaars zoals Monet, Degas en Cézanne lokken elke liefhebber naar binnen.

Hier ook beperkte tekst met weliswaar met enkele verwijzingen in de tekst naar Van Gogh, echter niet zij aan zij getoond met de werken van Vincent van Gogh zelf. De expositie stond op zichzelf. Het ging in op de opkomst van het impressionisme op de kunstwereld en de breuk die het maakte met het verleden. Waaronder de sombere Hollandse landschappen. Dikke doei Mesdag.

Ik weet niet of ze er veel zijn in Nederlandse collecties, maar grote (letterlijk, qua afmetingen) werken ontbraken. Wel ging de expositie iets beter in op de achtergronden van de werken dan Asian Bronze in het Rijks door enkele combinaties van werken uit dezelfde tijd of met dezelfde gedachte.

Met ook hier een duidelijke naam voor de expositie: Vive l’impressionisme. Eenvoudig en effectief, al volgt de verwijzing naar Nederlandse collecties pas in de begeleidende tekst. De Franse toon wekt in elk geval weer een andere indruk, en zal het ook vast beter doen bij de internationale bezoekers. Tja. Is dat dan echt iets wat de lading dekt?

Kassa! Betaalde rondleidingen en luistertoers

Maar Noud, dan had je misschien een luistertour of gids moeten volgen! Nog meer commercie. Opvallend was namelijk de constante oproep tot deelname aan betaalde rondleidingen en luistertoers in beide musea. Gewoon op hoog volume in de zalen, meermaals rondgetetterd.

Terwijl die tekst en uitleg gewoon bij de expositie beschikbaar hoort te zijn. Als basis. Niet als extra. Een special, een workshop, een lezing, okee: vraag daar dan wat extra’s voor. Nu lijken deze Amsterdamse musea eerder een veredelde tourist trap.

Galerij der Gemiste Kansen: een kans voor échte verandering

Gelukkig was er ook ruimte voor kritiek binnen de expositie van het Van Gogh. Hier bevond zich een kleine “Galerij der Gemiste Kansen”, waar digitale versies van werken werden getoond die niet in of door Nederland waren aangekocht. Kritiek waarom men niet de stap had gezet of aangedurfd voor zulke aankopen.

Het was maar een kleine installatie in het geheel, maar hopelijk éindelijk een startpunt voor deze musea om zelf eens werk te maken van de toegankelijkheid en verdeling van kunst en cultuur in ons héle land. Zelf ook lef tonen en te breken met de status quo.

Stel je eens voor hoe het zou zijn als onze nationale musea echt het land in zouden trekken. Niet met een rondreizend circus voor een of twee werken, maar permanent. Met dependances in verschillende regio’s, zodat meer Nederlanders gemakkelijk toegang hebben tot de schatten die nu geconcentreerd zijn in Amsterdam. Want tja, dat ligt zelfs niet eens centraal. Cultuurgelden zouden daarmee ook eerlijker worden verdeeld over het land, kunst en cultuur beter bereikbaar voor iedereen, ongeacht hun woonplaats. En andersom ook, betere diversiteit in de staf van de musea. Want ook dat telt.

In deze toekomst, ik wil het geeneens een droom noemen, zijn (rijks)musea daarmee gemeenschapscentra die regionale cultuur en geschiedenis omarmen en versterken. Elke Nederlander kan zo in zijn eigen regio geïnspireerd worden raken door de kunstwerken waar iedereen als inwoner aan heeft meebetaald. Daar moet een museum zoals het Rijksmuseum dan ook niet te lang mee wachten, en bijvoorbeeld al kijken hoe het kan aansluiten op de groei en impact van de bibliotheek. Die instelling is namelijk aan een stevige revival bezig!

Van Rijksmuseum en Van Goghmuseum naar Rijksmusea en dependances

Ik herinner me nog het politieke statement dat elke scholier naar het Rijksmuseum moest voor een lesje, terwijl er in elke regio musea zijn. Voor dezelfde kosten van een enkele keer met de bus naar Amsterdam kan een kind ook vaker in het jaar naar een museum in eigen buurt. Op fiets. En daar een reeks lessen of workshops volgen. Da’s pas zinvol en duurzaam. Dat geldt ook voor volwassenen. Je moet vaker op zo’n plek kunnen zijn. Herkenning. De tijd ook voor onderdelen en niet alleen de highlights. Anders is het niets meer dan een dagje uit, zoals ook een trip naar een pretpark.

Want tja, als een museum een veilige plek moet zijn, een safe space voor dialoog, dan telt ook de afstand. En Amsterdam, waar deze twee musea liggen, is niet centraal. Gemiddelde reisduur vanaf andere steden in Nederland: 88 minuten. Enkele reis. Als de meeste rijksmusea en financiering vanuit Rijksoverheid geconcentreerd is in de Randstad, onevenredig over het land, dan is dat een probleem. Onder inclusiviteit valt ook afstand. Bereikbaarheid. Maar ja, dan moeten de grote musea wel erkennen en durven te krimpen. Op papier dan. Want het bereik en de impact wordt zoveel groter.

Maak dus van de bestaande panden van in elk geval de Rijksmusea, desnoods het hoofdkantoor, het depot, maar stel de werken tentoon in elke provincie van het land. Permanent. Richt je op de Nederlandse bezoeker in zijn eigen omgeving en, nog niet gemeld, zorg daarmee dat deze ook de kans krijgen vaker een bezoek te brengen en de achtergrond te leren kennen. Zoals mooi verwoord als doel in de missie van de instelling.